Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen [11]zond David boden henen, en [12]liet haar halen. En als zij tot hem ingekomen was, lag hij bij haar, (zij nu had zich van haar onreinigheid [13]gezuiverd); daarna keerde zij weder naar haar huis. 11. Niettegenstaande dat hij verstaan had, dat zij een echten had. 12. Hebreeuws, nam haar; dat is, liet haar nemen en brengen. 13. Hebreeuws, geheiligd; dat is, gezuiverd, gereinigd. Zie hiervan Lev.15:19,20,21, enz.